Monique Steegers

Prof. dr. Monique Steegers is anesthesioloog/pijnspecialist en de eerste, en enige, vrouwelijke hoogleraar pijngeneeskunde en palliatieve geneeskunde bij Amsterdam UMC. Daarnaast is zij de voorzitter van de Pijn Alliantie in Nederland. Binnen haar veld pleit zij voor meer aandacht voor pijn bij vrouwen. Ik (Johanna) ontmoet Monique in haar werkkamer waar ik haar voor Dokters op Hakken uitgebreid heb gesproken over haar carrière, opkomen voor jezelf en de positie van de vrouw binnen haar werkveld.

Biografie

1989: artsexamen Erasmus Universiteit

1990-1990 Daniel den Hoed

1990-1996 Radboudumc opleiding Anesthesiologie 

1996-1997 Radboudumc staf

1997-1998 Lid maatschap anesthesiologie Veghel

1998-2019 Radboudumc staf

2009 Promotie Radboud universiteit

2019- heden Amsterdam UMC, afdeling anesthesiologie

 

Huidige Functie

Hoogleraar pijn- en palliatieve geneeskunde Amsterdam UMC, anesthesioloog pijn- en palliatief specialist.

 

Nevenfuncties

- Voorzitter pijnalliantie, een alliantie van 16 vakverenigingen samen met patienten.

- Voorzitter examencommissie World Institute of Pain

- Lid commissie palliatieve zorg NVA

- Lid landelijke onderwijscommissie expertisecentra palliatieve zorg

De weg naar Hoogleraar Pijngeneeskunde

Monique haar interesse om Geneeskunde te gaan studeren kwam op tijdens de middelbare school: “Ondanks dat mijn ouders niet uit de medische wereld kwamen - mijn vader werkte bij de Nederlands-Katholieke Schoolraad, mijn moeder was thuis - voelde geneeskunde bereikbaar toen mijn broer dit ging studeren. Ik besloot ook mee te doen aan de loting voor geneeskunde en heb daar nooit spijt van gehad.” Tijdens de coschappen vond ze allerlei vakgebieden leuk, maar uiteindelijk heeft ze besloten om te solliciteren als anesthesioloog. “In eerste instantie wilde ik gynaecoloog worden. Tijdens mijn keuzecoschap in Mexico City kwam ik echter vooral bij de anesthesiologie terecht, waar tijdens dat coschap een traumatisch incident plaatsvond waarbij een moeder het niet overleefde. De intensiteit van dat moment — en de manier waarop het team daarmee worstelde — raakte me diep. Later herinnerde ik me een eigen ervaring als jong kind: ik had een operatie gehad onder narcose en daarna wekenlang nachtmerries. In die tijd werden kinderen soms net op het randje van bewustzijn geopereerd. Misschien was ik toen al half wakker, en heeft dat iets achtergelaten. Onbewust heeft dat mogelijk mijn fascinatie voor anesthesiologie gevoed. Toen ik na mijn coschappen solliciteerde, werd ik niet uitgenodigd bij gynaecologie, maar bij anesthesiologie zat ik er meteen tussen — terwijl er meer dan 300 sollicitanten waren. Dat voelde als een duidelijk signaal:  tijdens het leven wijzen dingen soms ineens tegelijk de juiste richting op. Het vak past daarbij perfect bij me: het is technisch, acuut, precies en creatief. Je moet voortdurend schakelen, denken én doen. Ik vergelijk het weleens met koken.”

 

Het hoogleraarschap was niet iets wat Monique altijd al ambieerde, maar wat uiteindelijk wel goed bij haar paste. “Ik werkte jarenlang in het Radboudumc, gaf anesthesie en had mijn eigen pijnpoli. Nadat ik een tijdje in een kleiner perifeer centrum had gewerkt, iets wat mij altijd enorm leuk leek door de korte lijntjes, besloot ik terug te gaan naar de academie. Ik vond dat er in de periferie veel over geld gepraat werd en te weinig over de kwaliteit van zorg. In de academie ga je daarnaast ook kritischer naar je eigen handelingen kijken, doordat je jongere collega’s, die kritische vragen stellen, aan het opleiden bent. Ik besloot uiteindelijk, toen ik terugkwam in de academie, om te promoveren, omdat ik merkte dat ik dat nodig zou hebben als ik verder wilde komen binnen de managementfuncties die ik op mij had genomen. Dat was een pittige periode omdat ik promoveren moest combineren met werken als staflid en drie kinderen thuis, maar het was ook enorm leerzaam. Later in 2019 werd ik benaderd voor een hoogleraarschap in Amsterdam. Een grote stap: ik kende de stad nauwelijks, maar mijn kinderen woonden inmiddels allemaal in Amsterdam, en het voelde als het juiste moment. Ik woonde twee jaar midden in de stad, iets totaal anders, maar heel leuk.” 

 

Rolmodellen

Over de vraag wie haar inspireerde, hoeft ze niet lang na te denken. “Binnen de anesthesiologie keek ik altijd op naar Doreen Vermeulen-Cranch, de eerste vrouwelijke hoogleraar in ons vakgebied. Ze was een pionier. Zeker in een vak waar vrouwelijke hoogleraren nog steeds zeldzaam zijn, is haar voorbeeld belangrijk geweest. “Haar voorbeeld liet mij zien: het kan, je mag je plek innemen.”

 

Werk en thuis

De balans vinden tussen een drukke carrière en het leven thuis was niet altijd even makkelijk. “In Nederland heerste in de jaren '90 nog sterk het idee dat moeders thuis hoorden te zijn. Op woensdag, mijn vrije dag na een nachtdienst, stond ik op het schoolplein — vaak als enige moeder met een baan. Toch wilde ik zichtbaar zijn voor mijn kinderen. Dus las ik voor in de klas, hielp ik met knutselen en was ik altijd klassenmoeder. Soms ging ik gewoon niet slapen na een nachtdienst, zodat ik toch aanwezig kon zijn voor mijn kinderen. Die drukte had ook een keerzijde. Ik had het gevoel dat ik mezelf constant moest bewijzen. Alsof ik moest laten zien dat ik én een goede arts én een betrokken moeder kon zijn. Dat leidde tot een voortdurend gevoel van haast. Mijn kinderen herinneren zich vooral hoe vaak ik gehaast was, altijd onderweg naar iets anders. Daar heb ik achteraf wel eens spijt van. Je bent er wel, maar soms ben je met je hoofd al bij wat er straks nog moet. Kinderen naar bed brengen, en dan ’s avonds doorwerken aan mijn proefschrift is daar een voorbeeld van.” In 2006, toen haar vader overleed, kwam daar de zorg voor haar moeder nog bij. “Daarbij werkte mijn toenmalige man destijds in Amerika, wat het verdelen van de taken niet makkelijk maakte. Wat enorm hielp, was de steun van goede oppassen. We hadden twee vaste vrouwen die elkaar afwisselden, zodat er altijd iemand bij de kinderen was. Eén van hen is zelfs gebleven tot onze dochter achttien was. Ze werd een soort familie. Dankzij hen kon ik mijn werk doen met het vertrouwen dat thuis alles goed liep. Zij werd als een soort oma voor ons gezin. Het was niet makkelijk, maar ik heb toch altijd geprobeerd er te zijn op de momenten die ertoe deden. En dat is wat uiteindelijk telt, denk ik.”

 

Het werken als vrouw

Over de obstakels die je als vrouw kunt tegen komen binnen de geneeskunde kan Monique genoeg vertellen. “Toen ik begon, eind jaren ’80, begin jaren ’90, waren er nog maar weinig vrouwen actief binnen de anesthesiologie, laat staan vrouwen met kinderen. Zwanger zijn tijdens je opleiding? Dat was destijds echt ongebruikelijk. Toen een collega en ik allebei zwanger bleken tijdens onze AIOS-tijd, leidde dat tot behoorlijk wat opgetrokken wenkbrauwen. Er werd nauwelijks rekening mee gehouden. Ik stond met dertig weken zwangerschap nog gewoon ingepland voor 24-uursdiensten op de IC. Toen ik daar iets van zei, was het antwoord simpelweg: "Dan regel je zelf maar iets." Gelukkig had ik een collega – een man – die hielp en zei: "We splitsen het. Jij doet de dagdienst, ik de nacht." Dat soort solidariteit maakte veel verschil.” Maar het algemene klimaat was hard. Je werd wel toegelaten, maar impliciet geacht je vooral aan te passen. Geen uitzonderingen vragen. Niet 'moeilijk' doen. Parttime werken? Onbespreekbaar. Moederschapsverlof? Alleen wat wettelijk verplicht was, verder niets. En achter de schermen hoorde ik regelmatig stafleden zeggen dat ze dolgraag parttime wilden werken, maar niemand durfde het hardop te zeggen. De cultuur was er niet naar.

 

Zelf wilde ze het anders aanpakken. “Toen ik staflid werd binnen de pijnbehandeling, besloot ik het anders te doen. Ik wilde niet alleen voor mezelf, maar voor iedereen binnen het team parttime werken bespreekbaar maken. Dus ik startte een projectgroep met HR en verschillende collega’s - voor- én tegenstanders -  om tot een breed gedragen plan te komen. En dat lukte: de stafvergadering keurde het voorstel goed. Maar toen ik het bij de hoogleraar voorlegde, zei hij: “Prima, we doen een pilot met vijf mensen, maar daar hoor jij niet bij.” Dat raakte me. Dat was het moment waarop ik besloot weg te gaan. Ik vertrok naar een kleiner, perifeer centrum, waar ik me als staflid kon inkopen in de maatschap en waar de lijnen kort waren. Het was verfrissend: even koffie drinken met de directeur, snel dingen regelen, alles dichtbij. Toch voelde ik na een paar maanden dat dit niet was waar ik op de lange termijn gelukkig van word. Het werk was leuk, maar de inhoud, de complexiteit, het onderzoek – dat miste ik.”

 

De beslissing om terug te gaan naar de academie nam Monique niet zomaar. “In die periode was ik net bevallen van mijn tweede kind en bleek ik opnieuw zwanger. Een bewuste keuze, maar ook een pittige. Mijn man werkte op dat moment in Amerika, wat betekende dat we elkaar soms maar één weekend per maand zagen, met twee jonge kinderen en een derde op komst. Alles stond onder druk. Dat deed me beseffen dat werk ook moet passen bij je leven. Je moet het aankunnen. Je moet ruimte voelen. Uiteindelijk heb ik besloten terug te gaan naar de academie, maar wel onder de voorwaarde dat ik parttime mocht werken. En dat werd toen wél geaccepteerd. Soms moet je risico’s nemen om trouw te blijven aan jezelf. En soms helpt het ook om even uit het systeem te stappen, zodat je helder kunt zien wat je nodig hebt en wat niet meer past.”

 

Sindsdien ziet ze verandering. “Tegenwoordig zijn er veel meer vrouwen in het vak. Zwangerschappen tijdens de opleiding zijn geen uitzondering meer. Er is meer openheid, meer begrip, en meer ruimte voor balans. Maar het is ook niet vanzelf gegaan. Dat vraagt om mensen die hun nek uitsteken, die niet bang zijn om tegen de stroom in te zwemmen. Soms doet het pijn, maar het levert ook iets op: ruimte. Voor jezelf en voor wie na jou komt.”

 

Gender binnen de pijngeneeskunde

Monique ziet dat er nog veel terrein te winnen valt als het gaat om gendergelijkheid in haar vakgebied. In aantallen zijn vrouwen inmiddels goed vertegenwoordigd in de anesthesiologie en zelfs in de chirurgie is het bijna fifty-fifty. Maar wie er daadwerkelijk doorstroomt naar leidinggevende posities? Daarin blijven mannen nog steeds dominant. “Binnen de pijngeneeskunde ben ik bijvoorbeeld nog altijd de enige vrouwelijke hoogleraar in Nederland”, vertelt ze.

Die scheve verdeling zie je ook terug in de inhoud van het vak. Pijnonderzoek is historisch vrijwel volledig gebaseerd op de witte man, terwijl vrouwen gemiddeld twee keer zo vaak chronische pijn ervaren. Toch is bij het opstellen van behandelrichtlijnen nauwelijks rekening gehouden met hormonale verschillen, psychologische factoren of sociale context. “Dat moet echt anders. Meer vrouwen aan tafel betekent niet alleen meer gelijkheid, maar ook betere, inclusievere zorg.”

Zelf weet Monique als geen ander hoe het is om als vrouw je weg te moeten vinden in een door mannen gedomineerde omgeving. “Toen ik begon als AIOS anesthesiologie, was er één vrouwelijk staflid. Ze had geen kinderen, geen partner en haar ouders kwamen haar huis schoonmaken. Dat was destijds het type vrouw dat als ‘geschikt’ werd gezien. Je moest volledig beschikbaar zijn.” Zelfs mannen die minder wilden werken, liepen tegen dezelfde muren aan – maar bij vrouwen werd het vooral als ‘typisch vrouwelijk’ en dus onwenselijk weggezet.

Toch ziet Monique het langzaam veranderen. “Ik zie nu jonge vrouwelijke collega’s die hun ambitie uitspreken en wél die leidinggevende rollen pakken. En ik geloof echt in die nieuwe generatie.” Maar ze benadrukt ook: het blijft complex. “Zwangerschappen, verlof, de zorg thuis – dat speelt allemaal mee in hoe je carrière vorm krijgt. Leiderschap bij vrouwen mag nog sterker ontwikkeld worden, maar de potentie is er absoluut. Ik probeer mensen altijd te laten denken aan wat er wél mogelijk is.”

Internationaal merkt Monique dat de weerstand vaak nog groter is. Inmiddels is ze voorzitter van de examencommissie binnen het World Institute of Pain – en de eerste vrouw ooit in de executive board van deze organisatie. “Dat zegt genoeg. Twee uur voor een belangrijke presentatie kwam iemand naar me toe: ‘Misschien toch niet handig dat jij dit doet.’ Maar ik heb gezegd: we hebben dit afgesproken, dus ik doe het gewoon.

Wat haar zorgen baart, is dat de rol van gender in pijnbehandeling wereldwijd juist onder druk staat. “Er zijn steeds meer vrouwen met een chirurgische of anesthesiologische achtergrond, maar op het vlak van interventionele pijngeneeskunde blijft het wereldwijd steken op zo’n 20% vrouwen.” En dat terwijl vrouwen gemiddeld vaker en langduriger pijn hebben dan mannen. “Het bewustzijn begon net op gang te komen, maar nu dreigt het onderwerp weer van tafel te verdwijnen – omdat ‘gender’ een soort beladen woord is geworden.”

In Nederland ziet Monique enige vooruitgang, maar ook hier worden vrouwen met pijnklachten minder serieus genomen. “Ze krijgen later hulp, worden vaker als hysterisch afgeschilderd, en krijgen kalmeringsmiddelen in plaats van pijnstillers. Dat is niet alleen iets dat mannen doen – ook vrouwen nemen dat beeld soms over.” Daarom pleit Monique ervoor dat vrouwen in de geneeskunde hun kracht als vrouw juist omarmen. “Je hoeft geen tweede man te zijn. Je moet je eigen stijl van leiderschap en vakmanschap ontwikkelen – dat is wat de zorg beter maakt.”

Advies voor jonge dokters

“Laat je nooit tegenhouden”, zegt Monique resoluut. “Stel het krijgen van kinderen niet uit vanwege je carrière. Natuurlijk is het soms lastig te combineren, maar als jij voelt: dit is het moment, dan moet je daarvoor gaan – ongeacht waar je op dat moment staat in je opleiding of werk. Punt.” Ze benadrukt ook hoe belangrijk het is om hulp te accepteren. “Zoek steun – van ouders, familie, of andere mensen in je omgeving. Er zijn vaak genoeg oudere vrouwen of mannen die dolgraag willen oppassen. Maak daar gebruik van. Je hoeft het echt niet allemaal alleen te doen.”

 

Ambities voor de toekomst

Voor de toekomst wil Monique zich sterk maken voor vrouw-specifiek onderzoek binnen de pijngeneeskunde. “We moeten veel meer gaan erkennen dat gender een belangrijke factor is – niet alleen biologisch, maar ook in samenhang met dingen als lichaamsbouw, hormoonhuishouding en vetverdeling. Al die elementen hebben invloed op pijngevoeligheid, maar worden vaak genegeerd in onderzoek. ”Vanuit haar rol als voorzitter van de Pijn Alliantie werkt ze aan een Nationaal Programma voor Pijn, naar voorbeeld van het succesvolle programma voor palliatieve zorg. “Het moet gaan over onderzoek, onderwijs én betere klinische zorg. Pijn wordt nu vaak pas laat serieus genomen en patiënten komen vaak pas terecht bij een pijnspecialist als alle standaard opties zijn uitgeput. Dat moet anders.”

 

Een belangrijk onderdeel van dat programma is volgens haar de rol van vrouwen en pijn. “Daar willen we ook gerichte subsidierondes voor aanvragen. Want als we betere, inclusievere zorg willen leveren, moeten we bij de basis beginnen: goed onderwijs, goed onderzoek, en meer aandacht voor het verschil.”

Favoriete Hakken

Mijn lievelingshakken zijn professioneel, stijlvol, klassiek, stralen karakter uit en moeten comfort bieden tijdens lange werkdagen en congressen. 

Reactie schrijven

Commentaren: 0