Saskia Middeldorp

Saskia is internist-vasculair geneeskundige, hoogleraar Interne geneeskunde aan de Radboud Universiteit en hoofd van de afdeling Interne geneeskunde van het Radboud MC. Ze werd geïnterviewd door Johanna da Silva Voorham 

Leeftijd: 57

Beknopte biografie

1984-1992 Student Geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam

1993-1999 Opleiding tot internist in het Academisch Medisch Centrum (AMC)

2000 Promotie "Clinical and laboratory studies in hereditary and acquired prothrombotic states"

2003-2005 Senior staff member/ co-directer Dutch Cochrane Centre

2006-2010 Projectleider NEO studie in het LUMC naar ziektes bij mensen met overgewicht of obesitas

2010 Benoeming tot hoogleraar Inwendige Geneeskunde en co-afdelingshoofd van de afdeling Vasculaire Geneeskunde in het AMC

2020: Council member van de International Society of Thrombosis and Haemostasis

2021: Afdelingshoofd Interne Geneeskunde in het Radboud UMC

 

Ik (Johanna) sprak Saskia via Microsoft Teams in haar huis waar wij uitgebreid hebben gesproken over haar carrière, persoonlijk leven en kijk op de verschillen tussen masculien en feminien binnen de geneeskunde.

 

Carrière

Hoe ziet een week in uw leven eruit?
Heel erg vol. Vier dagen per week werk ik in het Raboud in Nijmegen. Mijn dagen bestaan voor een groot deel uit bijeenkomsten en gesprekken, o.a. 1 op 1 organisatorisch en vakinhoudelijk, poli één keer in de week, 
patiëntenbesprekingen en overdrachten. Ik ben ook veel bezig met de interne organisatie als afdelingshoofd. In feite ga ik ‘s ochtends de deur uit, met de trein van Bloemendaal naar Nijmegen waarbij ik in de trein al werk, ben ik tussen 6-7 uur ‘s avonds klaar en gaat de laptop thuis ook weer open voor de wetenschap. Maandag en donderdag blijf ik in Nijmegen slapen, waardoor ik twee nachten niet thuis slaap.

 

Welke beslissing was voor uw carrière doorslaggevend?

Als het over mijn onderzoekscarrière gaat: het advies van Marcel Levi: “het maakt niet uit wat je doet, zolang je het leuk en oprecht interessant vindt, en je in een productieve groep zit.” Hierdoor ben ik niet blijven ploeteren met iets waar ik eigenlijk niet meteen geïnspireerd door raakte. Zo ben ik uiteindelijk ook bij mijn promotor terechtgekomen.

 

Wat was het meest bijzondere moment in uw carrière tot nu toe?

Er zijn vele speciale momenten geweest met patiënten. Dit zijn ook echte drijfveren en een van de redenen dat ik heel graag patiëntenzorg doe. Een voorbeeld: een patiënte met een ernstig      antifosfolipidesyndroom, wie veel narigheid had moeten doorstaan, waaronder moeite met zwanger worden. Zij heeft uiteindelijk, met vele counseling van mijn kant, toch de keuze gemaakt om het nog een keer te proberen, omdat haar kinderwens zo sterk was. Ze is toen erg ziek geworden en te vroeg bevallen van een prematuur kindje. Iedereen om haar heen, privé en medisch, hield hun hart vast. Uiteindelijk kon ik tijdens een consult dat kindje vasthouden terwijl de moeder zegt: “Zonder deze dokter was je er niet geweest”. Dat soort momenten zijn erg bijzonder en blijven je altijd bij. Natuurlijk zijn er ook genoeg vrouwen die je niet kan helpen. Dat zijn vreselijke dingen, maar voor mij ook drijfveren om mezelf te blijven      verbeteren.

 

Had u tijdens uw opleiding een rolmodel? En nu?      

Ik denk dat je in elke fase van je carrière andere rolmodellen hebt. Zo was er tijdens mijn studie een vrouwelijke cardioloog die vertelde over het combineren van privé en werk en zij gebruikte de zin ‘als er een kind ziek is dan stort het hele kaartenhuis in’. Dat zijn ook de verhalen die ik zelf uiteindelijk ben gaan houden. Andere rolmodellen waren mijn opleidingsgenoten die 3 jaar verder waren dan ik. Dat waren zo’n beetje de eerste vrouwen die kinderen kregen in de opleiding. Dat kan je je haast niet meer voorstellen. Ik ben denk ik vrij snel mijn eigen pad gaan volgen, maar die rolmodellen waren heel belangrijk voor mij om te zien dat het kon, zelfs al keek ik op dat moment niet zo ver vooruit. Dit soort interviews vind ik daarom ook belangrijk. Om te laten zien dat het niet nodig is om alles al uitgestippeld te hebben,maar ook dat het wel allemaal mogelijk is. 

 

Hoe kwam u in opleiding tot internist?

Ik ben tijdens mijn studie een aantal keer naar het buitenland gegaan. Zo heb ik bijvoorbeeld op Curaçao een facultatief coschap gelopen. Dat was iets wat mij onderscheidden en waar ik gelukkig van werd. Ik wist al dat ik internist wilde worden en ik heb ervoor gezorgd dat ik zichtbaar was in die zin dat ik bijvoorbeeld de grote visites tot in de puntjes had voorbereid. Een goede coassistent valt op. Na enorm mijn best te hebben gedaan bij het oudste coschap kreeg ik tijdens het facultatieve coschap een brief van de professor dat hij een ANIOS plaats vrij had. Ook is het zinvol om bij je evaluatiegesprek te zeggen dat je het geweldig vindt, dat je het vak ambieert en te vragen hoe je in contact blijft. Over het algemeen is het een goed idee om je ambitie uit te spreken en zichtbaar te zijn.      

 

Wat is uw ambitie voor de toekomst?

Ik ben net van baan gewisseld (van het Amsterdam UMC naar hoofd Interne Geneeskunde in      het Radboud UMC). Maar een ambitie voor de toekomst is om het vak meer samen te binden, daar waar het de neiging heeft uit elkaar te worden gedreven door differentiatie. Ook vind ik het belangrijk dat collega’s de ruimte voelen om echt het beste uit zichzelf te halen en de boel vooruit te brengen. Daarnaast heb ik op het gebied van trombose nog steeds veel wetenschappelijk inhoudelijke ambities. Al heb ik er door mijn banenwissel wel voor gekozen om niet meer zelf aan die kar te trekken. Ik heb nog wel promovendi, maar ik hoop dat ik het merendeel ga kunnen overdragen en overlaten aan een volgende generatie. Ik hoop dat anderen denken: zij kon het, dus ga ik het ook proberen. Volgend jaar heb ik drie grote klinische trials binnen het onderwerp waar mijn hart ligt, zwangerschap en trombofilie, en daar valt nog genoeg te doen.

 

Hoe kijkt u aan tegen de competitie binnen de medische wereld en is dit veranderd?

Ik ervaar de medische wereld niet per se als competitief als het gaat over patiëntenzorg, maar in de wetenschap is het absoluut wel competitief. Je moet er wel een beetje van houden om een wedstrijdje te doen als je een beurs binnen wilt halen en daar dan ook een beetje extra blij van worden. Dat heb ik wel, maar niet ten koste van alles. De grootste vreugde blijft voor mij toch wel om te zien dat de studie echt impact heeft. Dan zijn die beurzen en dat wat je uit een competitie kunt halen wel cruciaal om dit soort successen te behalen. Wat ik zelf heb geleerd, is dat als mensen vroeg de kans krijgen om in het licht te staaneen deel daarvan vervolgens ook het grote podium zal pakken. Ik hoop dat ik straks een aantal promovendi heb afgeleverd die dat grote podium gaan pakken. Daar zou ik ontzettend trots op zijn. Ik denk dat ik daar een rol in kan spelen door ze al vroeg een kans te geven om in een competitieve wereld gezien te worden.

 

Persoonlijk leven

Welke moeilijkheden bent u tegengekomen in het combineren van het moederschap en uw carrière?

Ik denk dat ik zelf gezegend ben met het niet hebben van het schuldgevoel waar je veel mensen over hoort. Ik had altijd het idee dat ik een goede moeder kon zijn en ik verzet me heel erg tegen die gedachten dat het niet zo zou zijn. Waar ik wel tegenaan loop, is dat mensen om me      heen er wat van vinden. Als je dan wel een innerlijke twijfel hebt, kan dat erg moeilijk zijn. Mijn tip is dan ook: zorg dat je dit als ouders samen jullie issue maakt, want het is niet enkel een moederschapsding, ook een vaderschapsding. Tegenwoordig is dat ook aan het veranderen en dat vind ik heel leuk om te merken. Het is maar een gek, ongeëmancipeerd idee dat je geen goede ouder bent wanneer je ook hard werkt. Ik heb daar mijn eigen mening over en voel me daarin gesterkt door het feit dat ik een mooi gezin heb. Wel is het natuurlijk buffelen geweest voor ons allebei. Toch heb ik altijd het idee gehad dat ik er was op de belangrijke momenten. Alleen Sinterklaas hebben we weleens op 3 of 6 december gevierd, omdat er dan altijd een belangrijk congres in Amerika was. Daar kan je heel ingewikkeld over gaan doen, maar      kinderen hebben dat toch niet in de gaten. Je moet je vooral afvragen waaromje denkt dat het moeilijk gaat zijn of niet gaat kunnen. Die impliciete vooroordelen of gedachtes zijn ontzettend belangrijk om bij jezelf of je partner te herkennen en het gesprek over aan te gaan. 

 

Wat is uw tip voor jonge dokters, wat zou u aan uw jongere zelf zeggen?

Het komt nooit uit, dus volg je hart daarin. We wisten niet eens of we kinderen wilden, dat kwam ineens aan de orde en toen was ik al bijna internist. Ik heb dus niet die ellende gehad dat je ook nog arts-assistent bent en dat je dus bijvoorbeeld de crèche niet haalt. Als je wel in zo’n situatie terecht komt, is dat niet de goede opvang en moet je dat anders organiseren. Een andere tip is om niet te doen alsof je alles zelf moet doen. Probeer dingen uit te besteden als je het      druk hebt. Als je kinderen hebt, heb je natuurlijk financiële zorgen, dat kan ik me ook nog wel herinneren. Maar ja, je doet ook best veel dingen niet meer waar je vroeger heel veel geld aan uitgaf. Laat je boodschappen bezorgen, wees een beetje lief voor jezelf. Wanneer je dan thuis bent, heb je in ieder geval tijd voor de kindjes.

 

Feminien en masculien

Zijn er volgens u verschillen te merken tussen mannen en vrouwen binnen uw vakgebied van de vasculaire geneeskunde en het onderzoek?

Er zijn zeker veel verschillen op groepsniveau te merken. Heel veel impliciete bias is er en soms ook expliciete bias. Dat herkennen is ontzettend handig, ook bij jezelf. Anderen daar bewust van maken is een van mijn ambities, vooral daar waar het belemmerend werkt. Ik benoem het dan vaker aan de hand van feminiene en masculiene eigenschappen in plaats van man-vrouw. Een voorbeeld: een van de feminiene eigenschappen is om pas ja tegen een opdracht te      zeggen als je voor 150% weet dat je het goed kunt doen. Dat is op zich een mooi en nobel uitgangspunt, maar het beperkt je wel. Terwijl als je heel ambitieus bent en graag gezien wilt worden, je ook voor een strategie kunt kiezen waarbij je iets doet voor 95%. Daardoor kun je dan twee dingen doen, terwijl iemand anders er maar één kan doen. Ik denk dat dat aspect een behoorlijke invloed kan hebben op hoe je CV eruit ziet, alsook je zichtbaarheid, op netwerken en de plek waar je uiteindelijk terecht komt. 

 

U heeft in eerdere interviews aangegeven nooit echt last te hebben gehad van seksisme, terwijl als u op sommige dingen terugkijkt er soms wel van gesproken had kunnen worden – wat zorgde ervoor dat u die kwesties toen niet als gender gerelateerd zag?

Dan heb je het over herkennen. Ik denk dat ik veel masculiene eigenschappen bezit, waardoor ik eigenlijk makkelijker met die flow meeging en daar niet zo van bewust was. Later in mijn carrière, heb ik wel eens meegemaakt dat mensen dingen moeilijk vonden omdat ik een vrouw was. Dergelijke gedachtepatronen herken je zelf slecht of wuif je weg als je het niet bespreekt.      Ik vond het zelf nooit zo’n interessant onderwerp, totdat ik aan een vrouwelijk leiderschapscursus meedeed. Toen kon ik er niet meer omheen. Ook heb ik zelf genoeg dingen gezegd of gedacht, waarvan ik er later achter kwam dat het een patroon is. Bijvoorbeeld tegen iemand in opleiding die zwanger en heel ambitieus is zeggen “geniet nog maar even van het verlof, het is zo voorbij”. Terwijl ik mijn eigen verlof ook heb gebruikt om een paar stukjes te schrijven. De vraag is dan of ik dat ook gezegd zou hebben tegen een ambitieuze man? Ik bedoelde het allemaal super goed, maar het is wel iets om alert op te zijn.      

 

Had u er achteraf anders op gereageerd?      

Ik had wel eerder het bewustzijn willen hebben, want dat is heel nuttig. Nu doe ik er heel erg mijn voordeel mee in zowel mijn eigen functioneren als in functie van het hoofd van een afdeling met een grote personele verantwoordelijkheid. Een voorbeeld is om alert te zijn in een comité of iets dergelijks of er voldoende inclusivitieit, diversiteit en balans is in de sprekers, op congressen en de reviewers. Neem voldoende tijd om te controleren of er niet steeds dezelfde groepen mensen worden uitgenodigd.  Vrouwen zeggen sneller nee, maar dan moet je ze even opbellen. Die verantwoordelijkheid ligt bij de organisatie.     

     

Zou u zichzelf een feminist noemen?

Absoluut, maar wel pas sinds de laatste paar jaren. Ik heb het zelfs opgenomen in mijn twitter profiel. 

 

Wij heten natuurlijk dokters op hakken en daar hebben mensen soms kritiek op, omdat ‘op hakken’ volgens hen bijdraagt aan de stereotypering van de vrouw -      hoe denkt u hierover?

Ik vind dat iedereen moet kunnen dragen waar hij of zij zich prettig bij voelt. Hakken zijn      voor mij wel een symbool van vrouwelijkheid. Ik kan me de kritiek ook voorstellen, maar ik denk dat iedereen begrijpt dat je hiermee op vrouwen doelt, en dat is ook jullie doel. Ik heb daar zelf geen bezwaar tegen. Het is heel feminien en daar gaat het soms mis in de hoofden van mensen. Een vaatchirurg die op enorme stiletto’s door het ziekenhuis loopt, leuke vrouw en      goede chirurg, maar toch betrapte ik mezelf erop dat ik daar iets van dacht. Niet per se negatief, maar het viel me enorm op. Blijkbaar is voor mij een chirurg, man of vrouw, iemand die op klompen loopt. Die impliciete bias blijf je houden en daarom vind ik het heel leuk dat jullie dit doen. Ik vind het wel belangrijk om niet enkel te focussen op vrouwen. Toen ik me er nog minder bewust van was, had ik bijvoorbeeld wel een kleine aversie tegen vrouwennetwerken en dergelijken,omdat je daarmee niet helemaal open blijft naar anderen. Daar heb ik geen oplossing voor. In het Radboud UMC zit ik geregeld met allemaal vrouwen en één man. Dat is ook een beetje gek en we vragen dan ook hoe die man dat vindt, terwijl dat andersom helemaal niet opvalt.

 

Heeft u nog iets toe te voegen?

 

Mentorschap is belangrijk. Probeer iemand te vinden met wie je af en toe eens een uurtje kan sparren.

Reactie schrijven

Commentaren: 0