Saskia is neurochirurg, hoogleraar, directeur van het instituut onderwijs en opleiden AMC en vice-decaan van de faculteit der geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Zij werd geïnterviewd door Johanna da Silva Voorham.
Beknopte biografie
1979-1986: Student geneeskunde Universiteit Utrecht
1986-1994: Opleiding tot neurochirurg in het VUmc
1994 – heden: Neurochirurg in het Amsterdam UMC
2004-heden: Neurochirurgisch consulent aan het academisch ziekenhuis Paramaribo (AZP)
2005-2020: Opleider neurochirurgie VUmc en voorzitter concilium neurochirurgicum didacticum
2010-2017: Voorzitter centrale opleidingscommissie (COC) en regionale opleidingscommissie (rCOC)
2015-heden: Hoogleraar Professional Development aan de VU, voorzitter en ontwikkelaar van het TeAMS opleidingsprogramma
2016-2018: Interim afdelingshoofd orthopedie
2018-heden: Vice-decaan faculteit der Geneeskunde der Universiteit van Amsterdam en directeur instituut onderwijs en opleiden AMC
2019 – heden: Hoogleraar transformative learning in health care UvA
Quote: “Go for it” & “Het draait niet om de bestemming, maar om de reis”
Leeftijd: 59 jaar
Hobby’s: Reizen met mijn man, wieden en taarten bakken
Kinderen: 2
Goede en slechte eigenschappen: "Het glas is altijd half vol" en ongeduldig
Wat is uw talent: Verbinden
Luistertip: Tswings, jazz en blues
Favoriete kledingstijl: Spijkerbroek, blouse, jasje, pumps
Wie inspireert u: De nieuwe generatie
Huidige functie: Neurochirurg en vice-decaan faculteit geneeskunde UvA/directeur IOO-AMC
Nevenfuncties:
- Lid CGS
- Lid wetenschappelijke adviesraad NWZ
- Lid wetenschappelijke adviesraad Daan Theeuwes Centrum
Johanna sprak Saskia in haar kantoor in het Amsterdam UMC, locatie AMC, waar zij een inspirerend gesprek hebben gehad over haar indrukwekkende loopbaan, hoe zij haar persoonlijke leven heeft gecombineerd met haar carrière en hoe zij aankijkt tegen de moeilijkheden waar vrouwelijke artsen mee te maken kunnen krijgen. Beknopte biografie
1979-1986: Student geneeskunde Universiteit Utrecht
1986-1994: Opleiding tot neurochirurg in het VUmc
1994 – heden: Neurochirurg in het Amsterdam UMC
2004-heden: Neurochirurgisch consulent aan het academisch ziekenhuis Paramaribo (AZP)
2005-2020: Opleider neurochirurgie VUmc en voorzitter concilium neurochirurgicum didacticum
2010-2017: Voorzitter centrale opleidingscommissie (COC) en regionale opleidingscommissie ( rCOC)
2015-heden: Hoogleraar Professional Development aan de VU & voorzitter en ontwikkelaar van het TeAMS opleidingsprogramma
2016-2018: Interim afdelingshoofd orthopedie
2018-heden: Vice-decaan faculteit der Geneeskunde der Universiteit van Amsterdam & directeur instituut onderwijs en opleiden AMC
2019 – heden: Hoogleraar transformative learning in health care UvA
Quote: “Go for it” & “Het draait niet om de bestemming, maar om de reis”
Leeftijd: 59
Hobby’s: Reizen met mijn man, wieden en taarten bakken
Kinderen: 2
Wat zijn uw goede- en slechte eigenschappen: Goede eigenschap: "het glas is altijd half vol" en slechte eigenschap: ongeduldig
Wat is uw talent: Verbinden
Luistertip: Tswings, jazz en blues
Favoriete kledingstijl: Spijkerbroek, blouse, jasje, pumps
Wie inspireert u: De nieuwe generatie
Huidige Functie: Neurochirurg en vice-decaan faculteit geneeskunde UvA/ directeur IOO-AMC
Nevenfuncties:
- Lid CGS
- Lid wetenschappelijke adviesraad NWZ
- Lid wetenschappelijke adviesraad Daan Theeuwes Centrum
Johanna sprak Saskia in haar kantoor in het Amsterdam UMC, locatie AMC, waar wij een inspirerend gesprek hebben gehad over haar indrukwekkende loopbaan (Carrière), hoe zij haar persoonlijke leven heeft gecombineerd met deze loopbaan en hoe zij aankijkt tegen de moeilijkheden waar vrouwelijke artsen mee te maken kunnen krijgen.
CARRIÈRE
Welke beslissing was voor uw carrière doorslaggevend?
Ik had van huis uit niet de ambitie om dokter te worden. In mijn tijd op het gymnasium was ik heel goed in de bètavakken, maar twijfelde ik over wat ik moest doen. Ik heb medicijnen opgegeven als eerste keuze en werd vervolgens ingeloot. Het was een combinatie van fascinatie en toeval. Pas tijdens de coschappen ben ik gaan voelen dat de geneeskunde hét vak was voor mij. Tijdens de coschappen vond ik heel veel leuk, maar ook veel niet leuk. Werken met mijn handen leek mij wel wat, dus een chirurgische discipline. En daarnaast vond ik de hersenen, neurologie en psychiatrie fascinerend. Tijdens het einde van de masterfase ging ik met een patiënt van de neurologie mee naar de operatiekamer. Dit was mijn eerste contact met de neurochirurgie en het was liefde op het eerste gezicht. Ik dacht ‘dit vind ik gaaf, ik word neurochirurg’. Dit was makkelijker gedacht dan gedaan natuurlijk.
Welke bezigheden had u naast de studie?
Ik hield van feesten, had een bijbaantje, enquêteerde en heb veel gereisd.
Hoe kwam u in opleiding tot neurochirurg?
Tijdens de lange pauzes tussen de coschappen heb ik veel gereisd en buitenlandse extra-curriculaire stages gedaan in o.a. Nigeria en Jordanië. In die tijd (1979-1986) was dit erg ongebruikelijk en dit maakte dat mijn CV er uitsprong. Op dat moment waren er drie opleidingsplekken per jaar in Nederland. Ik stuurde naar alle drie een brief. Van sommige kreeg ik een antwoord, en van anderen niet. Er ging een tweede brief overheen en uiteindelijk werd ik uitgenodigd voor gesprekken aan de VU. Ik werd ANIOS-neurochirurgie en kwam later in opleiding.
Het was heel hard werken, maar in de praktijk vond ik het vak zo gaaf dat het niet eens keihard werken was. Achteraf gezien is het belachelijk dat we zo veel werkten, maar toen was dat redelijk gebruikelijk en ik vond het leuk dus het was voor mij geen opgave.
Ik had zelf helemaal geen carrièrestress. Mijn keuze voor geneeskunde was meer een ‘eens kijken of ik het leuk vind’ en bij de neurochirurgie dacht ik ‘dit wil ik en ik zie het wel’. Plan A was neurochirurg in Nederland en Plan B neurochirurg in Duitsland. Als dat niet was gelukt, was ik waarschijnlijk een ander soort chirurg geworden. Ik heb nooit een bewust carrièrepad voor mezelf uitgestippeld. Ik krijg op een gegeven moment een bepaalde verliefdheid, inspiratie of energie van iets. Dan komt iets op mijn pad en denk ik ‘ja leuk!’ en ga ik ervoor. Ik ben niet bang voor het onbekende. Dan ben ik maar de eerste 'so what?'. Ik wilde bijvoorbeeld ook niet per se hoogleraar worden. Maar op een gegeven moment dacht ik ‘ik moet die titel nu hebben, want dan kan ik verder in de academische wereld’.
Wat is uw advies aan dokters over het combineren van nevenfuncties, bijvoorbeeld in het onderwijs en onderzoek, met een specialisatie?
Ik werk meer dan de gemiddelde
Nederlander, maar je moet echt zelf bekijken of je dat wilt. Ik kom uit een ander tijdperk en het huidige tijdperk hecht waarde aan een heleboel dingen. Het is belangrijk om daar een balans in te
vinden. Ik heb zelf een jaar of tien bijna geen sociaal leven gehad. Dat is een persoonlijke keuze geweest. Je moet jezelf afvragen of je als individu bereid bent om die keuze te maken. Is
je sociale leven belangrijk, dan heb je minder tijd voor andere dingen. Maak voor jezelf de balans op over wat je wilt doen en wat voor jou belangrijk is. Je kunt niet alles tegelijk en dat besef
moet volgens mij nog neerdalen op jonge mensen in Nederland momenteel. Je zult waarschijnlijk werken tot je 70ste, dus gun jezelf de tijd om te kijken wat je leuk vindt en jezelf te
ontwikkelen. Je hoeft niet op je 27ste al hoogleraar te
zijn.
Wat was het meest bijzondere moment tijdens uw carrière?
Als neurochirurg doe je veel
complexe ingrepen. Ik heb ook een tijd in het buitenland gewerkt onder primitieve omstandigheden. Ik heb daar een keer een hele ingewikkelde operatie uitgevoerd die technisch heel goed was gelukt
en waar ik erg trots op was. Echter, de volgende dag bleek dat de patiënt bijna dood in bed lag, omdat ik ervan uit was gegaan dat het personeel op die IC dezelfde kwalificaties had als op een IC
in Nederland. Toen is het besef gekomen dat je in de gezondheidszorg maar een onderdeel bent van een schakel. Je vormt met elkaar een hele keten en het is belangrijk om te weten wat ieders
expertise is om daar samen stappen in te zetten. De zorg is maar zo goed als de zwakste schakel in het team.
Wat is uw ambitie voor in de toekomst?
Ik wil heel graag mijn kleinkind in Engeland zien. Daarnaast vind ik wat ik nu doe erg leuk. Ik heb de zorg in heel veel facetten meegemaakt en wat ik merk is dat er op veel plekken dingen schuren of bijgestuurd kunnen worden. Ook zie ik dat de nieuwe generatie op een andere manier naar de wereld kijkt. Ik zit in een positie waarin ik ruimte kan maken of dingen kan faciliteren om de innovatie, kracht en energie van de nieuwe generatie ruimte te geven en misschien zelfs richting te mogen geven. Dat vind ik zo leuk aan de positie van vice-decaan. Ik vind kleinschalig onderwijs geven ontzettend leuk, maar als bestuurder kan ik dit voor heel veel meer mensen faciliteren.
Hoe ziet een week in uw leven eruit?
Maandag opereer ik in het Amsterdam UMC, locatie VUmc, en dinsdag-donderdag heb ik decanale zaken. De invulling daarvan is afhankelijk van wat er op dat moment speelt: faculteit geneeskunde, overkoepelende zaken, vervolgopleidingen of juist bestuurlijke dingen zoals de UvA, alliantie of fusie. Daarnaast begeleid ik die dagen ook studenten van mentorgroepjes en een aantal PhD-studenten die onderzoek doen op verschillende domeinen. Vrijdag draai ik poli waar ik mijn pre-op patiënten voor maandag zie en houd ik mij soms bezig met opleiden. Daarnaast draai ik soms nog diensten. Ik werk dus wel wat meer dan de gemiddelde Nederlander, maar zoals het Engelse gezegde gaat: ‘If you like your job you’ll never have to work’.
LEVEN NAAST HET ARTS ZIJN
Welke moeilijkheden bent u tegengekomen in het combineren van het moederschap en carrière alsmede uw werk- privébalans?
Ik was 28 toen ik mijn eerste kind kreeg. Ik heb niet gewacht met het krijgen van kinderen omdat ik dacht dat het toch nooit goed uit zou komen. Ik was de eerste vrouw in Nederland die kinderen kreeg tijdens de opleiding tot neurochirurg. Nu is dat veel normaler, maar toen was het nog erg wennen voor het neurochirurgisch establishment. Het heeft laten zien dat je het wel degelijk kunt combineren. Je zou kunnen zeggen dat het belangrijk is geweest dat ik tijdens de opleiding moeder ben geworden, terwijl ik gewoon mijn eigen leven leidde. Het was ongebruikelijk, maar ik dacht enkel: ‘dus?’. Als het problemen zou opleveren, zou ik die wel oplossen. Het is een keer deels ter sprake gekomen tijdens mijn tweede sollicitatiegesprek voor ANIOS. Toen werd mij gevraagd waarom ik als vrouw in hemelsnaam neurochirurg wilde worden. Mijn antwoord was toen ʻomdat ik het leuk vind’. Waarop hij zei ‘dat is het enige juiste antwoord’.
Ik heb genoeg negatieve opmerkingen gekregen en ben zelfs twee keer bijna uit de opleiding gezet (ik heb twee kinderen gekregen tijdens de opleiding), omdat men twijfelde of ik in staat was een opleiding te doen naast het moederschap. Er was verder geen twijfel aan mijn uren of capaciteiten. Ik zei toen: ʻik zal wel laten zien dat het kanʼ. Dat is ook goed gekomen. Ik heb wel het voordeel gehad dat beide zwangerschappen zonder problemen verliepen, dat mijn kinderen gezond waren en dat het thuis zo georganiseerd kon worden dat het voor mij mogelijk was om de uren te maken die moesten. Er is altijd een spanningsveld geweest tussen mijn ambitie en het moederschap en in die periode moet je voor jezelf proberen uit te vinden welke elementen wanneer belangrijk zijn en hoeveel tijd je hieraan wilt besteden. Dat is een zoektocht voor een ieder individueel. Als je fulltime wilt blijven werken als moeder, moet dat ook mogelijk zijn. Ik heb dat vrijwel altijd gedaan. Ik ben één jaar parttime (0,9) gaan werken toen mijn kinderen naar de middelbare school gingen. Ik heb altijd oppassen gehad, maar dat jaar hadden de kinderen persoonlijke steun nodig tijdens de overgang van lagere naar middelbare school. Toen ze eraan gewend waren, vonden ze ook dat ik maar snel weer moest gaan werken, omdat ik mij ineens veel te veel met ze ging bemoeien.
Ik ben gescheiden toen mijn kinderen zeven en acht waren en heb hen vanaf toen alleen opgevoed. Toen mijn ouders terugkwamen uit het buitenland hebben zij mij ook veel geholpen. Ik heb mij nooit schuldig gevoeld over de inzet van een oppas. Ik ben namelijk in het buitenland opgevoed en in vele culturen ondergedompeld geweest. Ik heb gezien dat het heel normaal is dat moeders werkten en kinderen trots zijn op hun werkende moeder. In Nederland is dat gevoel veel minder en heerst het idee dat je een slechte moeder bent als je niet thuis zit met een kopje thee. Ik vind het naar dat er een collectief schuldgevoel aangepraat wordt, waardoor het minder makkelijk is om een ambitie die een heleboel vrouwen voelen te verwezenlijken. Dat schuldgevoel heb ik niet en dat scheelt.
Wie waren uw rolmodellen toen u geneeskunde studeerde?
Niemand binnen de geneeskunde. Mijn rolmodel was mijn oma. Voor haar tijd (1912) was zij vrij bijzonder. Zo reed zij bijvoorbeeld in een van de eerste auto’s (wat toen eigenlijk niet mocht als vrouw) en wilde zij de fabriek van haar vader overnemen. Zij was iemand die altijd in staat was om stappen te zetten in het onbekende en altijd uitwegen zag om er iets moois van te maken, wat de situatie ook was. Dat is een levenshouding die ze voorgeleefd heeft. Mijn moeder is altijd een stabiele factor geweest. Ze heeft mij in alles ondersteund me aangemoedigd om neurochirurg te worden en mijn eigen pad te kiezen.
Wat is uw tip voor jonge dokters?
Ieder mens is anders en het is, denk ik, heel belangrijk om voor jezelf uit te zoeken waar je blij van wordt. Dat hoeft helemaal niet een grote carrière te zijn, zoals die ik doorlopen heb. Het kan ook betekenen dat je binnen je eigen context of vakgebied dingen doet, waarvan je denkt dat dit toegevoegde waarde heeft. Binnen datgene wat je leuk vindt de toegevoegde waarde vinden, is, denk ik, het aller-, allerbelangrijkste. Of daar nou een carrière-stempeltje op zit of niet. Daar moeten we ook vanaf. Probeer te zoeken naar waar je blij van wordt en wat voor jou de toegevoegde waarde geeft.
Ik vind de druk om jong te promoveren voor een opleidingsplek een heel vervelende ontwikkeling. We hebben ook menselijke mensen en menselijke dokters nodig, maar die worden volgens mij ondergewaardeerd. We hebben ook dokters nodig die het leuk vinden om op andere mensen kennis over te dragen. Het is belangrijk dat we waarde zien in dingen die niet met het een H-index of een titel te bestempelen zijn. Ik hoop dat ik dat aspect naar voren kan brengen zolang ik op plekken zit waar ik dat kan beïnvloeden.
VROUW EN ARTS ZIJN
Zijn er volgens u verschillen te merken tussen mannen en vrouwen op de werkvloer?
Zeker. Ik ben natuurlijk in een mannenwereld gestart en binnen de neurochirurgie van Nederland was ik de vijfde vrouw en de eerste moeder. Op de internationale congressen was het ook echt dramatisch. Ik zat al vrij snel in allemaal boards (ik vind het gewoon leuk om te besturen) en daar kwamen de deelnemers van de vergaderingen naar mij toe met hun reisdeclaraties, omdat zij dachten dat ik de secretaresse was. Dat is een jaar of tien zo gegaan, totdat men langzaam door had dat ook vrouwen neurochirurg konden zijn en in bestuurlijke posities konden komen (dit was eind jaren ‘90). We zijn nog steeds niet het vak waar de meeste vrouwen in zitten, maar het begint wel normaal te worden. Wat we nu vervolgens merken is dat weinig vrouwen het vakgebied kiezen. We proberen daarom alle coassistenten welkom te heten en zo de mindset een beetje te veranderen.
Als we dan de situatie in Nederland bekijken, is er een vraag waar ik regelmatig aan denk. We zijn heel veel ruimte gaan geven aan de formele routes van bijvoorbeeld opleidingen. Maar wat maakt nou dat er niet in die ruimte gestapt wordt? Ik weet het antwoord niet. Ik denk dat er nog iets anders speelt wat een groot aantal vrouwen weerhoudt om stappen te zetten. Dit geldt voor lang niet alle vrouwen, hoor. Degene die de ruimte willen pakken, doen dat, maar naar mijn mening zijn dat er nog te weinig. Ongetwijfeld zijn er een paar hobbels op de weg, maar die hobbels zijn al veel lager dan toen ik begon. Ik vraag mij dan af wat er nog meer speelt dat maakt dat die hobbels niet genomen worden. Voor de ANIOS-sollicitaties zie ik bijvoorbeeld dat nog steeds meer mannen dan vrouwen zich aanmelden. Ik probeer er oog voor te hebben, maar wellicht zit ik ook nog in een oude generatie. Hoe kunnen we vrouwen helpen om over die hobbels te stappen? Ik heb het hier ook zeker vaak over met jonge artsen, vrouwelijk én mannelijk. Mijn reactie op die discussies is dan vaak: waar ben je bang voor? Neem die stap, en als het de verkeerde stap is, neem je gewoon weer een stap terug. Ik merk vooral dat er een angst heerst voor het onbekende. De ‘wat als’ vraag. Je kan hier heel erg in blijven hangen óf je kan gewoon een stap zetten. Als er dan iets gebeurt moet het opgelost worden en als het niet de goede keuze was dan zoeken we wel iets anders. Je moet gewoon stappen durven zetten en niet te veel stressen over je carrière en wanneer iets goed genoeg is.
Heeft u tips voor hoe om te gaan met seksisme op de werkvloer?
Op de werkvloer zijn het vooral flauwe grappen. De vraag is dan hoe je het moet duiden. Ik heb geen nare ervaringen, maar wel extreem flauwe seksistische grappen. Je moet het terugspelen. Ik maakte er altijd een grapje van als ze dachten dat ik de secretaresse was: ‘Sorry, maar ik vrees dat ik de eerste ben van de nieuwe generatie; ik ben je collega’. Ze wisten dan vaak niet wat ze moesten zeggen. Er wordt en werd nou eenmaal in stereotyperingen gedacht. Het gebeurt gewoon en als je er niet boos om wordt, maar terugspeelt, krijg je daarna vaak positieve reacties. Ik wilde nooit het gevecht aan gaan op dat soort terreinen. Ik was meer van het bewijzen dat het kan, het gewoon goed is en dat het leuk is. Het gewoon doen en er grapjes over maken, zodat het wordt besproken, werkt al goed om verandering te brengen. Als je bijvoorbeeld in een zaal met dertig mannen zit en zegt ‘goh, ik ben de enige vrouw, zal ik dan maar de koffie rondbrengen?’ is er meestal wel een man die dan aanhaakt en zegt ‘zullen we dat dan samendoen’. Ik ben slecht in confronterende gevechten. Er zijn mensen die dat uitstekend kunnen, maar ik heb een andere manier gevonden, waardoor het voor mij prima te doen was en ik ook nog het idee had dat ik geaccepteerd werd. De vraag is of dit helemaal goed was, maar dit paste mij. Wat bij jou past, moet je zelf ondervinden.
Ik wist dat er discussies liepen over dat er misschien eens een keer een vrouw aangenomen moest worden. Dit maakt je dan wellicht een excuustruus in eerste instantie, maar dan denk ik: nou en? Ik heb gewoon laten zien dat ik goed ben. Dit heeft te maken met de discussie over quota waarbij je vrouwen moet aannemen, waar dan het argument van kwaliteitsbehoud wordt gebruikt als tegenargument. Maar als zo’n quotum er is en het blijkt dat er gewoon kwaliteit geleverd wordt, is het dan erg? Vooral als het wel een sneeuwbaleffect van verandering teweeg gaat brengen, is het dan een probleem?
U kleedt zich vrij vrouwelijk. Altijd als ik u zie, draagt u pumps. Heeft u zich ooit beperkt gevoeld in uw vrouwelijkheid qua kledingkeuze of heeft u daar ooit negatieve opmerkingen over gekregen?
Mijn moeder droeg altijd hakken, dat vond ik er mooi uit zien en toen ben ik vanaf dat het mocht, ongeveer mijn zestiende, ook hakken gaan dragen. Ik heb mij nooit minder serieus genomen of belemmerd gevoeld door het dragen van hakken of een vrouwelijke stijl. Ik heb nooit negatieve reacties gehad, maar ik heb mij er misschien ook vooral nooit iets van aangetrokken. Ik denk gewoon: ik draag hakken, punt. Het maakt uiteindelijk ook niet uit, want als je de enige vrouw bent, dan ben je toch al anders. Iedereen die zich vrouwelijk zou willen kleden of op hakken wil lopen, moet dat vooral doen, ook coassistenten. Als dat je dan een outsider maakt, dan ben je maar een outsider, 'so what'? Of dan ben je juist een voorbeeld, zo kan je het ook zien. Er gaat ook een witte jas overheen, hoe ingewikkeld is het dan om gewoon mooie schoenen aan te hebben. Het werd uiteindelijk ook een beetje een geintje binnen de neurochirurgie: ik geef vrouwelijke ANIOSen een pluim als ze hakken dragen. Het enige onhandige is wel dat je er goed op moet kunnen lopen en dat je vooral geen nieuwe schoenen aan moet doen naar de afdeling, want dan krijg je blaren.
U vertelde dat u een groep genaamd de stiletto’s wilde oprichten. Waar was dit initiatief voor?
We waren op een bepaald moment met een paar vrouwelijke specialisten in het VUmc aan het kijken hoe we ‘Dress Red Day’ vorm konden geven. Toen zeiden we als geintje ‘laten we kijken of we ‘de stiletto’s’ op kunnen richten’. We maakten altijd grapjes over hakken en dergelijke. Die groep is een tijdje bezig geweest met het man-vrouwverschil binnen de zorg aan te kaarten, zoals binnen onderzoek of het voorschrijven van medicatie. Waarom worden er bijvoorbeeld altijd mannelijke proefdieren gebruikt en worden fase 1 studies vaak enkel op jonge mannelijke vrijwilligers uitgevoerd? In hoeverre is die hele onderzoeksketen dan van toepassing op vrouwen als het medicament op de markt wordt gebracht? Dat soort bewustwording wilden we graag creëren. De groep is op een duur een beetje uit elkaar gevallen.
Wij heten natuurlijk Dokters Op Hakken en daar hebben mensen soms kritiek op, omdat ‘op hakken’ volgens hen bijdraagt aan de stereotypering van de vrouw, hoe denkt u hierover?
Je kunt ook zeggen dat het juist een term is die kracht uitstraalt.
TOT SLOT
Wat ben ik vergeten te bespreken wat wel belangrijk is voor de lezers?
Er is zoveel druk van buitenaf op de nieuwe generatie om om te gaan met moeilijke en stressvolle situaties. Je moet je kunnen aanpassen aan veranderende dingen, zoals deze pandemie die de vaste routine onder je vandaan slaat. Ik vind dat de huidige generatie kwetsbaar is en ik zou heel graag een manier vinden om dat te verbeteren, maar ik weet niet hoe. Als je met Dokters op Hakken hieraan kunt bijdragen, heb je wat mij betreft al iets verbeterd.
Meer horen van Saskia Peerdeman? Luister hier naar haar interview in de DURA podcast over neurochirurgen.
Reactie schrijven
José Mulder (maandag, 27 september 2021 18:40)
Ongeveer 10 jaar geleden heeft Mevr.Peerdeman een vrij grote meningeoom uit mijn hoofd gehaald. In die periode ging ik door een heel zwarte tijd oa scheiding, faillisement, huis kwijt etc. Maar ze is niet alleen een top chirurg maar ook een geweldig warme vrouw. Bij elke uitslag die ik kreeg kon ik haar wel omhelsen. Mijn 25 jarige zoon is aan kanker overleden en bij de kontrole nam ze alle tijd om naar mijn verdriet te luisteren. Dat mag ook gezegd worden. Top vrouw !!!!
Bianca den Ouden (dinsdag, 03 oktober 2023 14:28)
Mijn man is in 2007 geopereerd aan een brughoektumor. Wij hoorden nu dat ze niet meer onze neurochirurge gaat zijn. Wij vinden dat heel jammer en zullen haar zeker missen!